GEITENRUIT = Galega OFFICINALIS is een vergeten medicinale plant uit de vlinderbloemenfamilie. Hij groeit hier en daar in de Lage Landen in het wild.
Oorspronkelijk kwam de plant voor in midden-Azië, maar ze is ingeburgerd in een groot deel van Europa. De oorspronkelijke wilde vorm heeft mooie zachtlila bloemen, maar in de siertuin wordt vaker de witte vorm (Galega officinalis ‘Alba’) aangeplant, hoewel die eigenlijk minder mooi is dan de oorspronkelijke plant.
De plant bloeit vrijwel de hele zomer, en vormt daarna lange, dunne peulen. De plant zaait zichzelf vaak redelijk uit. Sierlijk geveerd blad met bovenin trossen van witte, roze of blauwe lipbloemen.
Deze plant is zeer geschikt voor een plek in de zon. Verlangt een zonnige, warme plek op niet te arme grond en buiten de schaduwzone van bomen en heesters. Deze plant heeft in de winter bescherming nodig tegen overvloedige regen en sneeuw (dus mulching). In de zomer moet u ervoor waken dat ze niet uitdroogt.
Galega is afgeleid van het Griekse gala (melk) en ago (ik breng). Deze plant zou de melkproductie bij dieren stimuleren (de plant is echter enigszins giftig voor dieren). Het kan ook zijn dat de plant werd gebruikt bij de bereiding van kaas.
AANPLANTEN
Zaaien: mei-juli in een zaaibak, afdekken met dun laagje grond. Optimale kiemtemperatuur 20 graden. Dek het zaaisel eventueel af, om uitdroging te voorkomen. Een deel van de zaden zal snel kiemen. Zet ze na het kiemen het liefst wat koeler tot de planten beginnen uit te groeien. De rest van het niet gekiemde zaad kiemt vaak heel later toch. Planten op grond met voldoende compost op een warme, lichte plek.
MEDISCH GEBRUIK
De plant werd (en wordt) gebruikt om de verschijnselen van diabetes te bestrijden. Het verlaagt het bloedsuikergehalte. Om die reden kan onvakkundig gebruik gevaarlijk en zelfs dodelijk zijn. Gebruik nooit planten en zeker geen geitenruit voor genezing, zonder een arts te raadplegen. Daarnaast werd de plant gebruikt voor vochtafdrijving en bevordering van de spijsvertering. Het hoort bij de traditionele vrouwenkruiden. Het werd gebruikt om de hoeveelheid borstvoeding te bevorderen.
Pas op: Tijdens en na de bloei en zeker als de plant tot zaad komt, wordt de plant ongeschikt om te gebruiken en zelfs giftig!
De plant werd vroeger als veevoer verbouwd en vaak aan koeien gegeven om de melkproductie te verhogen. Uiteindelijk bleek soms giftig voor het vee te zijn.
INHOUDSSTOFFEN
Gedroogde plant tijdens de bloei verzameld: guanidine-derivaten (0,4 tot 0,8%), met vooral Galegine. De bestudering van galegine, dat niet echt giftig maar veel minder werkzaam is dan guanidine puur heeft grote invloed gehad op de ontwikkeling van een van de belangrijkste medicijnen voor diabetes2. Verder 0,2 % Alkaloiden vooral Peganine, flavonoiden als luteoline en Galuteoline en heel weinig Allantoine. (de laatste stof vervordert de vorming van nieuwe cellen en weefsel – komt veel in tarwe en smeerwortel voor en wordt in veel huidcreme’s gebruikt).
Ondanks dat de plant naaste familie is van de tuinboon, is niets van deze plant echt voor ons eetbaar.
Maar het blijft een mooie sierplant met sterke medische eigenschappen in inhoudsstoffen.
Toch zou ik de plant alleen in een wilde tuin aanplanten. Insecten, vlinders en bijen zijn er dol op. Maar het hoort waarschijnlijk niet thuis in eetbare tuinen of een voedselbos.