De Kleine SCHORSENEER = Scorzonera humilis is een plant uit de familie der composieten. Het is een meerjarige plant. In het eerste jaar wordt een stevige penwortel gevormd. De plant bloeit in het tweede jaar met citroengele bloemen. Het is een plant die hier op enkele plekken op de Veluwe, in Drenthe en in de Kempen in de Lage Landen te vinden is.

Het is al een wonder als je de plant in het wild zult aantreffen. Laat hem dus altijd staan.
Het broertje ervan de grote schorseneer = Scorzonera Hispanica werd als groente voor de Tweede Wereldoorlog algemeen gegeten. Bij mijn ouders thuis werden in de jaren vijftig en zestig schorseneren nog wel regelmatig gegeten.
Bij het schillen van de langwerpige, donkere wortels komt een kleverig melksap vrij. Vandaar de oude bijnaam “keukenmeidenverdriet” of “huisvrouwenleed”.
Ook de gele of paarse Morgenster of Haverwortel (naaste familie van de schorseneer) werd zo gegeten. Het is in het wild te vinden en een aantal mensen kweekt het in hun moestuin. De plant is afkomstig uit het gebied rond de Middellandse zee.
Andere bijnamen zijn: “winterasperge”, “armeluisasperge” en “winterslaaf”.
AANPLANT en TEELT
In de 16 eeuw werd de grote schorseneer in de Nederlanden al groente geteeld. Groeit goed op zandgrond en wordt vanaf maart tot en met mei worden gezaaid. Zaai je te vroeg dan gaan de schorseneren doorschieten en bloeien. Ze kunnen dan wel gegeten worden, maar zijn niet zo lekker. Vanaf eind september kunnen ze de hele herfst en winter (als de grond niet bevroren is) geoogst worden. In die periode worden ze ook aangeboden. Schorseneren kunnen ook als tweejarige plant in zwaardere grond dan zandgrond worden geteeld. Dan moet je ze pas half juli op zijn vroegst zaaien. Laat zaaien zorgt dan ook weer dat de schorseneren vaak in het tweede jaar later gaan bloeien. De schorseneren worden dan toch wel wat houteriger. Maar dat kan je opvangen door ze iets langer te koken en dikker te schillen. Gebruik altijd vers zaad. Is het zaad twee jaar oud wil het vaak helemaal niet meer kiemen. Maar ook vers zaad kiemt erg grillig, een aantal binnen twee weken en enkele som in vlagen weken later.

Kies rassen die niet snel schieten en rechte, lange, dikke en smakelijke schorseneren geven.
MEDISCH
Schorseneren werden medisch gebruikt bij maagproblemen.
INHOUDSSTOFFEN
De wortel bevat coniferine, inuline, aminozuren, mannitol, choline, melksap met rubber, alfa en beta-lactucerol, Lactucin en Inosite.
EETBAAR
Ook het blad en de bloemen zijn eetbaar.
De wortels van schorseneren zijn een typische wintergroente, met de grootste aanvoer in februari.
Schorseneren moeten altijd gekookt, gestoomd of gebakken worden. Ze zijn te gebruiken in een salade, in soep, maar ook als groente met verschillende sausen. Ze kunnen ook gegrild of geroerbakt worden. Kooktijd is 10 tot 25 minuten.
Schorseneren zijn meestal erg zanderig. Eerst goed wassen, dan schillen. Bij het schillen kan men handschoenen (vanwege het kleverige melksap) aantrekken. Schoonmaken onder water is raadzaam. De schorseneren na het schillen (dunschiller!) gelijk in water met wat melk of citroensap/azijn leggen. Men kan de schoongeboende schorseneren met schil gaarkoken en daarna pas de schil eraf halen. Dit scheelt een boel geklieder.
RECEPT
SCHORSENERENREEPJES GEFRITUURD.
Met een dunschiller kan je ook van de geschilde en schoongemaakte schorseneren dunne reepjes halen. Bak ze in een frituur op 165 °C of in een pan met een bodempje olie. Frituur ze niet te lang want dan worden ze minder lekker. Net licht bruin vind ik het lekkerst. Ze komen nog zacht uit de olie, maar op keukenpapier om uit te lekken, worden ze snel knapperig.
Gebruik ze als garnering bij de maaltijd of voor over een salade, bijvoorbeeld met een herfstsalade met eikenbladsla, peer en blauwe kaas.
Andere recepten met schorseneren in meerdere artikelen op Nederlands Dis, zoals: http://www.nederlands-dis.nl/dis/hoofdgerecht/schorseneren-een-echt-ouderwetse-herfst-en-wintergroente/
//
Ze staan er namelijk omwille van hun hoge gehalte aan voedingsvezels om bekend flatulentie uit te lokken. Schorseneren worden ook wel eens per abuis “haverwortel” genoemd. Dit is echter eigenlijk een naam voor de paarse morgenster, ook wel “kleine schorseneer” genoemd, een aan de grote schorseneer verwant gewas, dat vroeger op een vergelijkbare manier als schorseneren geteeld werd.